Volendambrand 2001

Ik besluit de EO-docu ‘Volendam 20 jaar later’ in ieder geval aan te zetten. Even kijken.
De docu begint met een inleiding inclusief de bekende beelden van de nacht, de wapperende zwartgeblakerde gordijnen voor de ingeslagen ramen van café ‘t Hemeltje en de rijen ambulances op de dijk. Dan zie ik de meiden waarover de docu gaat, vriendinnen van toen en nu, allemaal zichtbaar beschadigd door de brand. Gezichten, bovenlichamen, armen, handen. Veel vingers missen. Ze hebben zich mooi aangekleed. Ze zien er bijna feestelijk uit. Met hun rustige stemmen nemen ze ons in stukjes mee door die vreselijke nacht. We zien het hoekje op de begraafplaats waar de 14 overleden jongeren herinnerd worden op stenen met foto’s en persoonlijke teksten. Mijn ogen zoeken de steen van de jongen die ik als eerste opving op onze IC. Ik zie hem. Op de steen, met zijn geboortedatum en sterfdatum: 01-01-2001. Ik zie hem ook zoals we hem voor 90% verbrand voorzichtig van de trolley in een bed legden. Geen huid, alleen maar nattend vlees, bloed en zwart. Een klein oorringetje hangt los in een flapje oor. We willen het ter identificatie aan de ouders geven als die komen. Hun zoon is zelfs voor hen waarschijnlijk onherkenbaar zonder haar, zonder vel. Het oorringetje is belangrijk..
De camera filmt het bezoek van Eline, toen 14 jaar, aan de IC van het brandwondencentrum in Beverwijk. Verpleegkundige Marc neemt haar mee naar een kamer zoals die waar hij haar opving direct na de brand. Een sterke vent, een verpleegkundige die overeind blijft in chaos en stress. Hij vertelt over die nacht, zo rond een uur of één…
“We zaten televisie te kijken met een glaasje iets lekkers want het was natuurlijk nieuwjaarsnacht. Op een gegeven moment kwam het nachthoofd bij ons. Die was heel zenuwachtig en zei: “de noodtoestand is uitgebroken en jullie moeten paraat staan, want er is een brand geweest in Volendam, met heel veel gewonden. Er zijn heel veel ambulances onderweg naar het ziekenhuis”. Terwijl zijn collega’s op de Eerste Hulp voorbereidingen treffen voor de opvang van de slachtoffers blijft Marc alleen achter op de IC, wachtend op wat zou komen.
“Het was helemaal stil. En op een gegeven moment komt het eerste telefoontje: er komt een patiënt naar boven, ernstig verbrand. Sta klaar. We waren allemaal erg angstig en gespannen. Ik heb veel meegemaakt in mijn carrière maar nooit zoveel verdriet gevoeld als toen”.
Mijn hart slaat over van een onverwacht gevoel van opluchting. Deze doorgewinterde IC-er zegt zonder blikken of blozen dat hij angstig en gespannen was en dat iedereen dat had. Voor het eerst hoor ik die eerlijke beleving van iemand die erbij was, een collega IC-er die net als ik dat vreselijke telefoontje kreeg: “er is brand in een café in Volendam..”
De meiden in de docu zijn de afgelopen twintig jaar zoveel mogelijk doorgegaan met leven, studeren, uitgaan, een gezin stichten. Ze hebben nauwelijks gesproken over de emotionele heftigheid van die nacht. Wij ook niet. IC-ers zijn vaak van het type dat ondanks de vreselijke situatie van de slachtoffers toch een professionele uitdaging kan ervaren en waarderen. Ik ben van een andere type vrees ik. Die nacht rolt in december nogal eens onheilspellend mijn kop weer in. Ben ik een watje? Niet stevig genoeg voor dit werk? Marc van de docu zegt het ronduit, voor de camera: “we waren allemaal erg angstig en gespannen”.
Het klinkt gek maar in die twintig jaar heb ik mijn direct betrokken collega’s van die nacht zoiets nooit horen zeggen. Zelf heb ik het waarschijnlijk ook niet gezegd. Waarom niet? Die nacht duwde de adrenaline me handelend en vastberaden door de angst heen. Van de aankomst van het eerste slachtoffer, onherkenbaar behalve aan zijn oorringetje, tot aan de ochtend. Er was geen tijd voor iets anders dan actie en handelen. Beneden op straat hoorden we de sirenes van de continue aanrijdende ambulances. De IC vulde zich met slachtoffers die gestabiliseerd en behandeld moesten worden. We gingen met de brandwondenspecialisten van het triageteam langs de slachtoffers, pakten ze één voor één uit hun verbanden om te beoordelen wie er als eerste naar een gespecialiseerd brandwondencentrum zou moeten. Hoeveel huid was er verbrand en hoe ernstig? De geur van verschroeid vlees en verkoolde kleding, later vermengd met de sterke flammazinezalflucht. Zwarte stukjes synthetische shirtjes in bed. Gesmolten sieraden om een pols, een hals. Tussendoor de ouders naast het bed met hun Volendamse ingehouden emoties.
De meiden van de docu leefden na de brand dóór, op de Volendamse manier: sterk zijn, emoties binnenhouden, ‘alles gaat goed’… Nu, na twintig jaar, verandert dat. De behoefte groeit om er samen wél over te praten. De kracht van de meiden raakt me! Maar ondersteboven ben ik van de woorden van Marc, de IC-er. Hij zegt wat ik nog steeds voel bij de herinnering aan die nacht: dat we angstig en gespannen waren. Dat we nooit zo’n groot verdriet voelden in ons werk.
Waarom heb ik met collega’s nooit zo openhartig gepraat over hoe ik deze nacht emotioneel ervaren heb? Ik zeg nooit dat mijn herinneringen nog dreigend voelen. Dat ik daarom niet wil werken met oud en nieuw. Misschien wil ik mezelf liever zien als het IC-type dat de professionele uitdaging van zo'n noodnacht waardeert. Maar ik heb dat niet: ik had deze nacht heel graag niet mee willen maken, hoe goed alles professioneel gezien ook is verlopen.
Marc van de IC: dank voor je eerlijke verhaal over jouw herinnering aan die nacht!