COLUMNS
verschenen in vaktijdschrift TPO de Praktijk, vakblad voor praktijkverpleegkundigen in de huisartsenpraktijk en op www.koprollen.nl
juni 2018 tot februari 2020
en als blog op koprollen.nl
verschenen als column in TPO de Praktijk, 2019
verschenen als column in TPO de Praktijk 2019
Een docent omgangskunde tipte me: ga elke ontmoeting met een patiënt in met open vizier en bedenk dat het heel anders kan gaan dan je verwacht. Dus kom maar weer op met Robert Haan.
Joviaal begroet hij me met een hand op mijn schouder. "Hoe is het met je? Ik ben echt blij dat ik je weer zie!" Zijn hand blijft te lang liggen en zijn ogen boren zich in mij. En verdorie, daar is het toch alweer: de weerstand tegen deze man. Zijn houding en intonatie geven me een heel onaangenaam gevoel, het is ongepast persoonlijk. Hij wil meer van me dan een professional-patiënt contact. Hij zoekt vertrouwelijkheid en een 'speciale band'. Veel te ver hangt hij over de tafel en staart me glimlachend aan. Alles aan hem straalt uit dat hij zoekt naar nabijheid. En alles in mij wil dat absoluut niet!
Al lange tijd probeer ik hem aan het bewegen te krijgen omdat zijn diabetes slecht gereguleerd is. Soms gaat hij een paar maanden enthousiast aan de slag. Het vervelende is: hij doet het voor mij en niet voor zichzelf. Natuurlijk houdt hij het daardoor niet vol. Als ik hem dan weer spreek over zijn verslechterde diabeteswaardes wordt hij kwaad. Altijd hetzelfde programma.
“Ik ga me voor jou echt niet lopen uitsloven in een sportschool!" "Ik kan het voor jou ook niet gauw goed doen hé?" Vandaag valt er 1 druppel teveel in mijn emmer: “Robert, het gaat niet om mij! Sterker nog: het maakt mij geen bal uit als jij straks op straat neerstort, mijn leven gaat gewoon door. Voor jou is het vervelend maar voor mij verandert er niks”. Oei! Maar wat heerlijk bevrijdend om zo duidelijk afstand te scheppen tussen hem en mij.
Uitdagend kijkt hij me aan. "wat doe je onaardig tegen me, ik dacht dat jij zo'n leuke vrouw was maar je valt me vies tegen!" Uit mijn tenen haal ik een laatste restje kalmte en zeg het nog eens op een andere manier: “ik begeleid je bij het omgaan met diabetes, dat is mijn werk. Ik wil geen persoonlijker contact, ik wil geen 'speciale band’ met jou”. Ik weet dat er een leven vol eenzaamheid en afwijzing achter zijn gedrag zit en dat vind ik erg. Alle hulp van de GGZ wijst hij af. Hij zoekt het bij mij. Maar ik wil afstand hebben en dat moet hij begrijpen.
Mijn ‘open vizier-poging’ is niet erg succesvol geweest vrees ik. Robert laat zwaar ontmoedigd zijn hoofd hangen. “Hetty, wat moet ik doen om het weer goed te maken? Ik wil dat je volgende keer weer trots op me bent”...
We zijn weer terug bij af.
Ik ga een nieuwe patiënt ontmoeten, een 48 jarige man die in 2014 gevlucht is uit Syrië. Sinds 3 maanden heeft hij een verblijfsvergunning, een woning en een inburgeringcursus. Ik schrik van zijn hoge HbA1c. De voorgeschreven metformine ligt al weken bij de apotheek.
De begroeting is hartelijk en open. Ik neem de tijd om meer van meneer te weten te komen. Hij heeft een vrouw en 5 kinderen. In Syrië is hij directeur van een basisschool. Zijn Nederlands is heel beperkt, zijn Engels is slecht en ik spreek geen Arabisch. Toch lukt het om duidelijk te maken dat zijn suikers erg hoog zijn, dat het belangrijk is dat hij zijn medicatie weer gaat slikken en dat het goed is om onder controle te blijven. We spreken af om elkaar over 3 weken weer te zien.
Meneer verschijnt niet op die afspraak. Er zijn 3 voicemailberichten voor nodig om hem terug te zien. Bij de volgende afspraak herhaalt zich dit patroon.
Dan zit hij weer tegenover me. Ik vraag hem hoe het komt dat hij niet op onze afspraken verschijnt. Ik benadruk dat hij echt moet zorgen dat zijn diabetes goed gereguleerd wordt omdat hij anders alleen maar meer gezondheidsproblemen kan krijgen. Hij knikt, hij weet het. Ik zie nu dat aan zijn rechterhand 3 vingertoppen ontbreken. Als hij ziet dat ik het zie vertelt hij: er kwam een vliegtuig over zijn Syrische dorp, een bom viel. Nog net op tijd kon hij zijn spelende kind omarmen en wegtrekken. Zijn vingertoppen werden afgerukt door de rondvliegende granaatscherven…
Dat is het moment waarop hij met zijn gezin, moeder en broer vlucht naar de Turkse grens, alles achterlatend, in paniek en angst. Kort daarna laat hij ook zijn moeder en broer achter in het tentenkamp, waar ze overleven zonder warm water, zonder verwarming, met te weinig eten.
In Nederland telt alleen het herstel van zijn kinderen, dat ze zich veilig voelen, dat ze naar school gaan en kunnen spelen. En dat hij zijn inburgeringcursus haalt, Nederlands leert. 's Nachts ligt hij wakker en denkt aan zijn familie in het kamp. Schuldgevoel verlamt hem. Veilig in Nederland is hij nog steeds aan het overleven. Op zijn prioriteitenlijst staan zijn eigen welzijn en gezondheid onderaan.
In geneer me. Ik had hem dringend willen spreken over afvallen, diëtiste, norm gezond bewegen. Ik realiseer me nu dat het heel anders moet gaan: op dit moment moet niet naar mij worden geluisterd maar allereerst moet ik naar hém luisteren. Niet mijn leefstijladviezen maar zijn overleefstijlverhalen moeten worden verteld.
Volgens mij zijn we allebei opgelucht als we uitspreken dat medicatietrouw voorlopig het enige doel is. Er breekt iets open tussen ons en we lachen naar elkaar. Met een stevige handdruk zegt hij: 'Hetty, tot volgend keer'. 'Heel graag', zeg ik. Ik denk dat hij inderdaad zal komen..