Stalen middenrif-retraite

Ik heb een korte stilteretraite met mezelf in een huisje van een vakantiepark op de Veluwe. De laatste tijd heb ik teveel gepraat over hoe het gaat en al dat gepraat heeft een verhaal opgeleverd waarmee ik mezelf ben gaan identificeren. Doordat ik met de dag onrustiger word, levend in dat verhaal, weet ik dat er iets niet klopt aan het verhaal. Dat besef in combinatie met het gevoel een stalen middenrif te hebben waar nauwelijks enige inspiratie, energie, laat staan liefdevolheid doorheen kan heeft me naar dit kleine huisje in het bos gejaagd.


Ik ben omringd door bomen in alle mooiste herfstkleuren. De natuur is zo dichtbij dat het me helemaal in beslag neemt. De wind veroorzaakt voortdurend beweging en mijn aandacht wordt steeds naar die bewegingen getrokken. Meestal zijn het bladeren die opwaaien, maar heel vaak zijn het eekhoorns. Een konijn komt op drie meter van mijn raam een rustpauze nemen. Hij zit daar een paar uur lang, ongestoord. Ik zie nu pas dat een konijn zich op vrijwel dezelfde manier wast als een kat. Nooit bij stilgestaan. Een bonte specht hangt aan het pindanetje te pikken, de wind maakt het tot een schommel.


Maar niet alleen rust. Ik ga er ook op uit op mijn hardloopschoentjes! Altijd, overal. Op het pad dichtbij mijn huisje loopt een man in zichzelf te praten. Ik versta hem niet. Hij zwalkt heen en weer over het pad en maakt een verwarde indruk. Als ik hem passeer hoor ik zijn stem: ‘Bennie!…. Bennie!’ De man houdt me tegen en gaat voor me staan. ‘Heb je een zwart-witte kat gezien, mijn kat is weg!’ Hij heeft tranen in zijn ogen. Zijn stem trilt. Ik heb gisteren een kat gezien maar vandaag niet dus die info lijkt me niet relevant. De kat zou allang weg zijn. ‘Niet gezien, het spijt me’, roep ik over mijn schouder terwijl ik doorren. Tempo maken. Zo gaat dat als ik hardloop: ik moet verder, ik wil lópen, gáán.


De dagen gaan voorbij in rust en in harmonie met de natuur om mij heen. De dieren komen en gaan, de vallende herfstbladeren bedekken mijn auto. Ik lig in bad, ik maak wat te eten, ik schrijf van me af en ik denk na. Ik concludeer dat ik teveel ‘boven mijn middenrif’ heb geleefd de laatste tijd: oppervlakkig, materialistisch, mopperig en moe. Ik voel dat ik weer wat de diepte in moet, naar ónder dat middenrif, het ‘buikgevoel’ zeg maar, hoewel dat woord me ook de kriebels geeft. Maar daar dus, in dat allergiewoord, zit mijn zachte kant, de aandacht voor een ander, verdraagzaamheid en inspiratie. En dat voelt stukken beter dan de humeurige uitgeputte geërgerde variant van mij. ‘Ik heb er zin in’, denk ik handenwrijvend.


Op de laatste dag maak ik een wandeling en net voorbij mijn huisje hoor ik het weer: ‘Bennie!… Bennie jongen…’ De man komt de bocht om. Dezelfde verwarring op zijn gezicht, de tranen in zijn ogen. ‘Bennie… Bennie jongen…’. Een brok schiet in mijn keel. Ik loop naar hem toe.

‘Is de kat nog niet terecht?’ Duidelijk natuurlijk: de kat is niet terecht. Hij is ’s nachts naar buiten geglipt.

‘Om vijf uur moest ik plassen en toen stond de buitendeur open. Hoe kan dat nou?’ De man kijkt me verwilderd aan. Ik vraag hem naar de kat, hoe de kat eruitziet, hoe lang hij hem al heeft.

‘Hij is 16! Ik heb hem al vanaf dat het een baby was’. De tranen komen weer. Ik heb oprecht met hem te doen. En met zijn kat die nu loopt te zoeken naar zijn baasje, zijn warme huis.

‘En mijn andere kat is twee dagen geleden overléden. Zo erg….’ Inderdaad, dat is erg. ‘Wat verdrietig man’, zeg ik. Ik meen het. Hij ziet er zo verslagen uit.

‘Heb je een foto van Bennie?’ Dat heeft de man, natuurlijk. Een telefoon vol. We kijken samen naar de foto’s. Ik beloof hem meteen de receptie te bellen als ik de kat zie of zelfs op kan pakken: het schijnt een lieve kater te zijn die voor niemand bang is en zich rustig laat pakken. De man geeft me zijn huisnummer en bedankt me. ‘Ik blijf zoeken maar ik denk dat ik hem nooit meer terugzie’, fluistert hij. Eerlijk gezegd denk ik het ook niet. Met hangende schouders vervolgt de man zijn zoektocht. ‘Veel sterkte man, ik hoop zo dat je hem vindt’, roep ik hem na. Hij verdwijnt om de bocht. Ik om de andere bocht, op naar het startpunt van mijn boswandeling. Maar het wil niet. Ik heb geen zin meer in de wandeling. Laat maar. Ik draai me om, terug het park in. Alle paden loop ik af, speurend in het bos, rondom de huisjes, mijn ogen op steeltjes, mijn oren gespitst. Op zoek naar zwart-wit tussen de bomen. Nog eens linksaf, nog eens rechtsaf. Ik wil hem vinden, voor de verdrietige man.

‘Bennie!… Bennie jongen!’….



Ik denk dat mijn stilteretraite werkt.

 

door hetty omvlee 02 mei, 2024
Herdenkingstekst voor hospice Demeter april 2024
door hetty omvlee 02 mei, 2024
Hogesnelheidslijn verschenen als column voor magazine contACt van AxionContinu, mrt 2024
door hetty omvlee 31 mrt., 2024
Dovemansoren
door hetty omvlee 11 jan., 2024
Drie specialisten nodig voor vier-dimensionele palliatieve zorg
door hetty omvlee 27 dec., 2023
Palliatieve sedatie is niet 'in slaap brengen'
door hetty omvlee 16 dec., 2023
ALS.. dan stap ik eruit!
door hetty omvlee 01 dec., 2023
BH aan of uit?
door hetty omvlee 15 nov., 2023
Wat ben je stil, waar denk je aan?
door hetty omvlee 10 nov., 2023
Onder mijn huid
door hetty omvlee voor magazine AxionContinu sept 2023 03 nov., 2023
Blijven voor Bart
Show More
Share by: